Het woord schept. Wanneer je woorden hoort, ontstaat er een wereld in jou. Dat wist de mens al heel snel. Niet voor niets is er in een aantal scheppingsverhalen, bijvoorbeeld de Fins Kalevala of het evangelie volgens Johannes in de Bijbel, sprake van het woord. We kennen het bijvoorbeeld ook van benoemen van planten en vogels. Wanneer je de naam weet en die benoemt, zie je het. Zie je verschillen, leer je ze kennen.
Wanneer Nescio schrijft over de taferelen in Veere, bijvoorbeeld die van de havenmeester die verantwoordelijk was voor de lichten creëert hij eveneens een wereld, niet zo groot als de aarde in de Kalevala of de Bijbel, maart zeker zo goed denkbaar:
En iederen avond kwam de manke havenmeester en maakte eerst ’t groene lichtje aan op ’t Noorderhoofd, de palenwering; en dan zag je ‘m weer bij den toren en dan maakte-n-i het houten hek open en klom de houten trap op en stak ook ’t licht aan den toren aan.
Dan hoor je hekje bijna piepen en zie je voor je hoe in de schemering een voor een de lichtjes aangaan. De toren die de schrijver bedoelt, is de Campveerse toren. Daar stond in de tijd dat het verhaal werd geschreven een havenlicht op.
Op een rustige avond in het voor- of naseizoen kun je dit gevoel in Veere nog steeds ervaren. In de schemering, leunend over de muur of zittend op de steiger aan het water. Het havenlicht is vervangen door een elektrisch licht, het water van de zee is nu het Veerse Meer. De woorden van Nescio roepen makkelijk een ouder beeld op. We verheugen ons op Perry Moree en zijn benieuwd waarom hij zo gegrepen is door de taal van Nescio.