Zondag 9 juli gaf Anne Marie Boorsma een lezing over kunstenaarskolonies in Europa, waartoe Domburg en Veere behoorden. Het was het laatste Smaek-atelier voor de zomer. Een van de oudste kunstenaarskolonies was Barbizon, vlakbij Fontainebleau in Frankrijk, die ook bezocht werd door Nederlandse schilders als Jozef Israëls en Vincent van Gogh. Op diverse plaatsen in Europa werden in de negentiende eeuw kunstenaarskolonies gesticht, zoals Sint-Martens-Latem in België, Skagen in Denemarken, Worpswede in Duitsland en Ascona in Zwitserland. Ook in Nederland waren er tal van kunstenaarskolonies: Bergen, Katwijk, Oosterbeek, Laren, Domburg en Veere. Een van de oorzaken die in sterke mate bijdroeg aan het ontstaan van kunstenaarskolonies, was dat de kunstenaars grote geïndustrialiseerde steden wilden verlaten. Het stoomtijdperk was net begonnen, fabrieken werden gebouwd, steden waren vies. Huisvuil werd nog niet opgehaald zoals dat vandaag de dag gebeurd en in de steden was er nog sprake van open rioleringen. Kunstenaars wilden naar buiten, terug naar de natuur, naar puurheid en authenticiteit. Verblijf op het platteland droeg bij aan morele regeneratie of een terugkeer tot de bron van alle creativiteit. Het landschap van Zeeland, de kust, de duinen, de zee, maar ook het achterland en de schoonheid van zowel Domburg als Veere waren redenen voor het stichten van kunstenaarskolonies. Is er pakweg honderdvijftig jaar later eigenlijk veel veranderd, al gaat veel massaler en op een andere manier? Kunstenaarskolonies zijn verworden tot toeristische kolonies, kijk maar naar Domburg en Veere. Toeristen zijn afkomstig uit de Randstad, Brabantse en Vlaamse steden en het Ruhrgebied. Zij willen daar weg, want het is niet altijd even schoon, luidruchtig en ruimte is er nauwelijks. Die steden liggen als een hoefijzer om de blauwgroene oase die Zeeland heet. Die toeristen zijn allemaal op de zoek naar de natuur, de rust en ruimte, authenticiteit en misschien ook wel een beetje op zoek naar zichzelf.